SDG 8.1 Economie en productiefactoren
- De arbeidsproductiviteit groeit trendmatig maar het groeitempo neemt af. In 2023 en 2024 daalde de arbeidsproductiviteit.
- Het bbp per hoofd van de bevolking, de individuele consumptie en het mediaan besteedbare inkomen groeien en Nederland heeft een van de hoogste niveaus in de EU.
- Het aandeel van arbeid in het verdiende inkomen daalt trendmatig wat betekent dat het aandeel van de winst van bedrijven steeds groter wordt.
Het dashboard en de indicatoren
Middelen en mogelijkheden
in EU
in 2024
in EU
in 2024
in EU
in 2023
in EU
in 2023
in EU
in 2023
Gebruik
in EU
in 2024
in EU
in 2023
in EU
in 2024
Uitkomsten
in EU
in 2024
in EU
in 2020
in EU
in 2020
Beleving
in EU
in 2024
in EU
in 2024
Thema | Indicator | Waarde | Trend | Positie in EU | Positie op EU-ranglijst |
---|---|---|---|---|---|
Middelen en mogelijkheden | Bruto investeringen in materiële vaste activa | 16,1% van het bruto binnenlands product in 2024 | 19e van 22 in 2024 | onderste kwart van de ranglijst | |
Middelen en mogelijkheden | Gewerkte uren | 827,6 gewerkte uren per inwoner per jaar in 2024 | stijgend (stijging brede welvaart) | 13e van 21 in 2024 | midden van de ranglijst |
Middelen en mogelijkheden | Mediaan besteedbaar inkomen | € 34 000 per huishouden (gestandaardiseerd, in prijzen 2023) in 2023 | stijgend (stijging brede welvaart) | 5e van 27 in 2023 | bovenste kwart van de ranglijst |
Middelen en mogelijkheden | Fysieke kapitaalgoederenvoorraad | € 170 per gewerkt uur (prijzen 2021) in 2023 | 8e van 13 in 2023 | midden van de ranglijst | |
Middelen en mogelijkheden | Kenniskapitaalgoederenvoorraad | € 11,95 per gewerkt uur (prijzen 2021) in 2023 | 5e van 14 in 2023 | midden van de ranglijst | |
Gebruik | Arbeidsproductiviteit | € 57 bruto toegevoegde waarde per gewerkt uur (prijzen 2021) in 2024 | stijgend (stijging brede welvaart) | 3e van 21 in 2024 | bovenste kwart van de ranglijst |
Gebruik | Grondstoffenproductiviteit | € 5,46 bbp per kilogram materialenverbruik (prijzen 2015) in 2023 | stijgend (stijging brede welvaart) | 1e van 27 in 2023 | bovenste kwart van de ranglijst |
Gebruik | Individuele consumptie | € 32 091 per inwoner (prijzen 2021) in 2024 | stijgend (stijging brede welvaart) | 2e van 14 in 2024 | bovenste kwart van de ranglijst |
Uitkomsten | Bruto binnenlands product | € 52 551 per inwoner (prijzen 2021) in 2024 | stijgend (stijging brede welvaart) | 3e van 22 in 2024 | bovenste kwart van de ranglijst |
Uitkomsten | Arbeidsinkomensquote marktsector | 69,0% van het nationale inkomen is beloning voor arbeid in de marktsector in 2023 | dalend (daling brede welvaart) | ||
Uitkomsten | Economische afhankelijkheid van de export | 35,2% van het bbp komt tot stand dankzij de uitvoer in 2023 | 14e van 27 in 2020 | midden van de ranglijst | |
Uitkomsten | Grondstofvoetafdruk A) | 31,7 ton per inwoner in 2022 | 3e van 27 in 2020 | bovenste kwart van de ranglijst | |
Beleving | Consumentenvertrouwen | -24 saldo % positieve en negatieve antwoorden (15+) in 2024 | dalend (daling brede welvaart) | 10e van 25 in 2024 | midden van de ranglijst |
Beleving | Producentenvertrouwen | -2,9 saldo % positief en negatief gestemde bedrijven in 2024 | 8e van 26 in 2024 | midden van de ranglijst | |
Beleving | Ondernemersvertrouwen in het niet-financiële bedrijfsleven | -4,9 saldo % positief en negatief gestemde bedrijven in 2024 |
Uitleg dashboard, kleuren en noten
De omvang van de economie kan worden berekend vanuit drie benaderingen: productie, inkomens en bestedingen. Het bruto binnenlands product (bbp) is een maat voor de totale economische productie. Voor de productie van goederen en diensten zijn productiefactoren nodig: fysiek kapitaal, arbeid, kennis, en grondstoffen. Indicatoren die zijn uitgedrukt in valuta zijn gecorrigeerd voor prijsveranderingen. Het basisjaar voor de prijsverandering is niet altijd dezelfde.
Middelen en mogelijkheden betreffen de hoeveelheid kapitaal, arbeid, kennis en grondstoffen die wordt ingezet bij de productie van goederen en diensten. In 2024 bedroegen de bruto investeringen in materiële vaste activa 16,1 procent van het bbp. De investeringen zijn laag ten opzichte van andere landen, net als in de voorgaande jaren. Nederland stond in 2024 19e op de EU-ranglijst. Vooral landen in Oost-Europa (zoals de Baltische staten, Tsjechië en Kroatië) investeren relatief veel.
Per inwoner worden steeds meer uren gewerkt. Deze stijging van het aantal gewerkte uren per inwoner past bij de stijging van de netto-arbeidsparticipatie en de daling van het onbenut arbeidspotentieel (SDG 8.2 Arbeid en vrije tijd). Het mediaan besteedbaar inkomen stijgt trendmatig, maar na een piek in 2021 is dit afgenomen naar 34 duizend euro in 2023. Het besteedbaar inkomen in Nederland is een van de hoogste in de EU27 (5e in 2023).
De fysieke kapitaalgoederenvoorraad en de kenniskapitaalgoederenvoorraad per gewerkt uur hebben beide een stabiele trend. De ontwikkeling op de lange termijn laat een minder rooskleurig beeld zien. De fysieke kapitaalgoederenvoorraad groeide tot 2013 tot 177 euro per gewerkt uur, maar is sindsdien geleidelijk gedaald naar 170 euro in 2023. Tussen 1995 en 2015 nam de kenniskapitaalgoederenvoorraad nog toe van 7,1 euro naar 13 euro per gewerkt uur. Sinds 2015 is deze voorraad licht afgenomen.
Gebruik betreft de productiviteit en duurzaamheid van de inzet van productiefactoren, en consumptie van de geproduceerde goederen en diensten. De arbeidsproductiviteit en de grondstoffenproductiviteit nemen allebei toe.
Arbeidsproductiviteit is de toegevoegde waarde die per gewerkt uur wordt geproduceerd. De Nederlandse arbeidsproductiviteit is een van de hoogste van de EU27, derde na Ierland en Denemarken. De trend is nog stijgend maar sinds 2021 neemt het groeitempo af. In 2023 en 2024 heeft er zelfs een daling plaatsgevonden. De productiviteit stagneert rond 57 euro per gewerkt uur.
Grondstoffenproductiviteit meet de toegevoegde waarde die wordt geproduceerd voor iedere kilogram materiaalverbruik. De grondstoffenproductiviteit stijgt. Vooral in het meest recente jaar is de grondstoffenproductiviteit sterk gestegen (17 procent van 2022 op 2023). Met 5,46 euro per kilogram materiaal heeft Nederland het hoogste niveau in de EU.
De individuele consumptie stijgt trendmatig en net als bij het mediaan besteedbaar inkomen heeft Nederland een van de hoogste niveaus in de EU.
Uitkomsten hebben betrekking op het tempo, de efficiëntie en de houdbaarheid van economische groei. De Nederlandse economie groeit. Het bbp per hoofd van de bevolking (in constante prijzen van 2021) is volgens de eerste jaarraming van 2024 toegenomen naar bijna 53 duizend euro. Dit is een van de hoogste niveaus in de EU (3e van 22 EU-landen). De groei gaat langzaam: 0,3 procent van 2023 op 2024. Meer dan één derde van het bbp komt tot stand dankzij de uitvoer.
De arbeidsinkomensquote (aiq) laat zien bij wie de verdiensten van een economie terechtkomen. Een dalende aiq betekent dat het aandeel van het arbeidsinkomen in het totale inkomen afneemt en dat het aandeel van de operationele winst van bedrijven stijgt. Het aandeel van het arbeidsinkomen in het verdiende inkomen was 69 procent in 2023 en dit aandeel daalt trendmatig. In het midden van de jaren negentig bedroeg de arbeidsinkomensquote nog meer dan 80 procent. Dit betekent dat het aandeel van de operationele winst van bedrijven in het verdiende inkomen steeds groter wordt. De arbeidsinkomensquote wordt alleen berekend voor bedrijfstakken waarbij het zinvol is inkomsten uit arbeid en winst op te delen (de marktsector). De aiq wordt niet berekend voor de overheid, het onderwijs, de zorg, de delfstoffenwinning, de financiële dienstverlening en de verhuur van en handel in onroerend goed.
Om te voorzien in de Nederlandse consumptiebehoefte werd in 2022 wereldwijd gemiddeld 31,7 ton per Nederlander aan grondstoffen gewonnen (de grondstofvoetafdruk). Dit is een afname vergeleken met 2021 toen er nog 32,6 ton per inwoner werd gewonnen. Vergeleken met andere EU-landen was de Nederlandse grondstofvoetafdruk in 2020 laag.
Beleving gaat over vertrouwen van consumenten en producenten. Het consumentenvertrouwen meet de koopbereidheid van consumenten, hun vertrouwen in hun eigen financiële situatie en het economisch klimaat. Het consumentenvertrouwen daalt trendmatig. In de laatste jaren is echter een verbetering zichtbaar. Tijdens de coronacrisis was het vertrouwen van consumenten laag. In 2022 was het jaargemiddelde lager dan ooit (-47). In 2023 en 2024 verbeterde het consumentenvertrouwen tot -24 in 2024. Een negatief cijfer betekent dat meer dan de helft van de consumenten geen vertrouwen heeft.
Producenten in de industrie hadden in 2024 juist minder vertrouwen in de ontwikkeling van de industriële productie dan in 2023. Het verschil tussen positief en negatief gestemde bedrijven was in 2024 -2,9 procent. Het ondernemersvertrouwen in het totale niet-financiële bedrijfsleven, inclusief de industrie, was in 2024 wel flink gestegen, al bleef het saldo tussen de percentages positief en negatief gestemde ondernemers negatief (-4,9 procent).