Pilotstudie digitale vaardigheden per beroep

Over deze publicatie

Digitalisering transformeert de arbeidsmarkt in rap tempo. Door de opkomst van kunstmatige intelligentie, big data en automatisering groeit de vraag naar digitaal geschoolde arbeidskrachten in vrijwel alle sectoren. Maar hoe meet je de mate van digitalisering binnen beroepen? Het CBS onderzoekt deze vraag in een pilotstudie naar de ontwikkeling van een digitale indicator per beroep. De resultaten van deze studie vormen input voor de verdere verbetering van databronnen op het gebied van vaardigheden per beroep.

1. Inleiding

Er is wereldwijd een groeiende vraag naar digitaal geschoolde arbeidskrachten. Deze trend wordt gedreven door de toenemende digitalisering van werkprocessen en de integratie van technologieën zoals kunstmatige intelligentie, big data en automatisering in bijna alle sectoren. De toenemende digitalisering verhoogt de arbeidsproductiviteit en is daarmee nodig om de grote maatschappelijke uitdagingen, zoals de energietransitie en vergrijzing, aan te pakken. Het identificeren van beroepen die digitale vaardigheden vereisen en dit kwantificeren in een digitale indicator per beroep, draagt bij aan een beter inzicht in hoe de veranderende vraag naar competenties de arbeidsmarkt en arbeidsproductiviteit beïnvloedt.

In deze notitie presenteren we de resultaten van verschillende methoden om beroepen te scoren op basis van het aantal en het niveau van digitale vaardigheden die nodig zijn om deze uit te oefenen. Dit proces begint met het selecteren van digitale vaardigheden uit de koppeling tussen beroepen en vaardigheden. Vervolgens zijn een aantal methoden uitgeprobeerd om uit de digitale vaardigheden van wisselend niveau een digitale indicator af te leiden. Aangezien digitale vaardigheden en beroepen sterk variëren in complexiteit, zijn deze vaardigheden ingedeeld in drie groepen op basis van hun complexiteit. Deze complexiteitsscore per digitale vaardigheid hebben we  vervolgens gebruikt om per beroep de digitale score te bepalen.

Als er een score per beroep berekend is dan kunnen we deze combineren met CBS statistieken over vacatures, aantal werkenden of beloning per beroep. Is de vacaturegraad of beloning bijvoorbeeld hoger voor meer digitale beroepen? Deze kunnen worden gezien als de indicatoren voor de digitale arbeidsmarkt.

Bijkomend doel van dit onderzoek is om na te gaan wat de eisen zijn aan een bronbestand om zo’n indicator mee te ontwikkelen en of de huidige bronbestanden op het terrein van vaardigheden per beroep geschikt zijn. Hiervoor zijn twee bronbestanden vergeleken:

  • Het Nederlandse CompetentNL (onderliggend, CompetentNL-UWV vaardigheden) dat nog in ontwikkeling is.
  • Het Europese ESCO (the multilingual classification of European Skills, Competences, and Occupations) vaardighedenbestand dat reeds gepubliceerd is.

Deze pilotstudie levert daarmee inbreng voor de verbetering van deze bestanden met betrekking tot hun bruikbaarheid als bron voor geaggregeerde indicatoren.

CompetentNL (CNL) wordt ontwikkeld als een gemeenschappelijke skillstaal en standaard met als doel om de aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs te verbeteren. In dit onderzoek gebruiken we de ‘kernberoepen’ uit een conceptversie van CompetentNL-UWV (CNL-UWV) en de ‘taken’ die aan ieder beroep gekoppeld zijn om een digitale score per beroep te bepalen en een vergelijking te kunnen maken met de ‘occupations’ en ‘skills’ uit het ESCO bestand1). CNL noch ESCO wordt  echter primair voor dit doel ontwikkeld. Daarnaast is de koppeling van taken en beroepen in het CNL-UWV bestand dat wij gebruiken niet publiek beschikbaar en wordt deze de komende periode verder ontwikkeld. De uitkomsten die wij beschrijven hebben mogelijk geen betrekking op de eerste publicatieversie van CNL-UWV die in 2025 gepland staat. Omwille van de leesbaarheid zullen we in de rest van deze notitie spreken van ‘vaardigheden’ en ‘beroepen’ m.b.t. zowel ESCO als CNL-UWV (concept).

Als werkdefinitie voor digitale vaardigheden is uitgegaan van ‘alle vaardigheden waarbij gebruikt wordt gemaakt van een computer’. Een computer kan bijvoorbeeld ook een smartphone of tablet zijn. Zowel ‘zakelijke e-mails opstellen’ als ‘Java (computerprogrammering)’ vallen volgens deze definitie onder de digitale vaardigheden.

Naast deze notitie wordt gewerkt aan een Engelstalig ‘discussion paper’ waarin dieper wordt ingegaan op gemaakte methodologische keuzes en verschillende sensitiviteitsanalyses aan bod komen.

1) Voor CompetentNL-UWV (concept) gebruiken we de ‘kernberoepen’, omdat dat op moment van onderzoek de enige set beroepen was die taken gekoppeld heeft die we gebruiken om het digitale bekwaamheidsniveau van een beroep te bepalen. CompetentNL-UWV bevat echter ook een gedetailleerdere set (van 3300): de ‘referentieberoepen’, die inmiddels ook van deze taken zijn voorzien. De takenset zelf is echter nog onderhanden.

2. Literatuur

Het onderzoek naar vaardigheden en vooral naar digitale vaardigheden met behulp van skill-ontologie is relatief nieuw, maar er wordt steeds meer onderzoek naar gedaan. Hier vermelden we enkele onderzoeken die zijn uitgevoerd naar digitale beroepen. Een uitgebreider literatuuroverzicht is te vinden in het discussion paper waar we nog aan werken.

Het definiëren van digitale beroepen en vaardigheden is sterk afhankelijk van de beschikbare bronnen over de vaardigheden.  De meest gebruikte bronnen in de literatuur zijn ESCO, O*NET data, DBpedia, Stack Overflow en het European Skills Framework. Ook worden vaak de vacatureteksten gebruikt om de gevraagde vaardigheden bij de beroepen in kaart te brengen.

In Lennon et al2) gebruiken de auteurs de ESCO-database om een digitaliseringsmaatstaf voor beroepen te bepalen. Hiervoor worden eerst de digitale vaardigheden in de ESCO-vaardigheden  geselecteerd en wordt vervolgens per beroep een digitaliseringsmaatstaf afgeleid. In het onderzoek van Centerdata3) worden de vaardigheden verzameld uit verschillende bronnen, deze vaardigheden zijn verdeeld in digitale vaardigheden en overige vaardigheden. Een van de belangrijkste databronnen in dit onderzoek zijn online vacatures, waaruit skills worden bepaald en beroepen met elkaar worden vergeleken. Om veronderstelde beroepsvereisten die niet in vacatureteksten genoemd worden ook mee te kunnen nemen worden andere bronnen zoals O*NET12, DBpedia13, Stack overflow14 en het European skills framework gebruikt. De algemene trend die in dit onderzoek gevonden is, is dat de functie-eisen op het gebied van digitalisering met betrekking tot complexere digitale vaardigheden geleidelijk toenemen. Dit onderzoek constateert  ook een verandering in de vraag naar digitale vaardigheden in vacatures tussen 2012 en 2021, bijvoorbeeld dat het aantal vacatures met de vermelding ‘Programmeervaardigheden’ steeg met 17%. Specifiek wordt de trend waargenomen van een aanzienlijke toename van de vraag naar digitale transformatie en big data & analytics, wat wijst op een hoger niveau van digitalisering op de arbeidsmarkt.

Een andere zeer relevante studie4) is uitgevoerd door Burning Glass Technologies en Bertelsmann Stiftung om de recente trends van de digitalisering op de Duitse arbeidsmarkt te begrijpen en in kaart te brengen. Om dit te doen hebben de auteurs een digitaliseringsindex per beroep gedefinieerd op basis van vacaturegegevens. Deze index maakt analyses mogelijk van de niveaus en veranderingen in de vraag voor digitale vaardigheden in Duitsland in de periode 2014-2018. De index scoort elk beroep in de digitale schaal van 0 tot 100. Het wordt, naast digitalisering per beroep, gebruikt voor analyse om de digitalisering per regio, sector, opleiding, geslacht en salaris in kaart te brengen. Voor Duitsland wordt verwacht dat er banenwinsten en -verliezen zullen ontstaan. De toe- en afname van banen ten gevolge van automatisering zal op zijn minst tot halverwege het volgende decennium in evenwicht blijven. Een essentiële voorwaarde hiervoor is echter dat de beroepsbevolking zich blijft aanpassen aan de voortschrijdende digitalisering.

2) Lennon, C., Zilian, L., & Zilian, S. (2022). Digitalisation of occupations - developing an indicator based on digital skill requirements. PLoS ONE 18(1).
3) Uijl den, M., Kumar, P., & Prüfer, P. (2023). Skills, beroepen en transities, Arbeidsmarktonderzoek 2022, Eindrapport. Tilburg: Centerdata.
4) Digitalization in the German Labor Market, Analyzing Demand for Digital Skills in Job Vacancies.

3. Bronnen

Als vertrekpunt zijn er twee opties: op zowel EU (ESCO) als op nationaal (CNL-UWV (concept)) niveau zijn tabellen beschikbaar waarin de vaardigheden per beroep zijn vastgelegd. ESCO heeft daarin het onderscheid digitale en niet-digitale vaardigheden al aangebracht. Voor CNL-UWV (concept) is dit onderscheid nog niet aangebracht en hebben we dat onderscheid zelf gemaakt.  Alle ESCO data is beschikbaar voor download op hun website. De inhoud en de indeling van de CNL-UWV (concept) tabellen zijn nog in ontwikkeling. Het CBS werkt mee aan deze ontwikkeling. In de actuele versie van CNL-UWV (concept) worden vaardigheden die wij gebruiken ‘tasks’ genoemd. 

Zowel CNL-UWV (concept) (774 kernberoepen5)) als ESCO (3004 beroepen) gebruiken een eigen indeling van beroepen en vaardigheden, maar de beroepen zijn in beide gevallen te vertalen naar de internationale beroepen classificatie ISCO6). De ISCO beroepen (maximaal 436 beroepen (unitgroups)) kunnen vervolgens via het schakelschema (ISCO-BRC) op de CBS website gegroepeerd worden tot BRC 2014 beroepen (maximaal 114 beroepen). BRC is de classificatie van beroepen waarin het CBS publiceert. Bij het berekenen van de digitale score voor BRC beroepen is altijd eerst een score op ISCO unitgroup bepaald vanuit de CNL-UWV (concept) of ESCO beroepen, zonder dat hierbij een weging voor het aantal werkenden is toegepast. Bij het groeperen van de scores van alle ISCO unitgroup beroepen binnen een BRC beroep is gebruik gemaakt van een weging naar het aantal werkenden in 2023 per ISCO unitgroup.

In onderstaande tabel worden de details van aantal beroepen en skills in CNL-UWV (concept) en ESCO naast elkaar gezet. ESCO bevat meer detail, omdat bijna vier keer zoveel beroepen en bijna drie keer zoveel vaardigheden worden onderscheiden. De vaardigheden die wij gebruiken vallen bij ESCO onder twee types: ‘knowledge’ en ‘skill/competence’. ESCO heeft ook (digitale) vaardigheden van het type ‘transversale vaardigheden en competenties’, maar deze zijn niet aan beroepen gekoppeld en worden niet meegenomen. Ook het aantal verschillende digitale vaardigheden is bij ESCO vier keer groter en ESCO schakelt gemiddeld meer vaardigheden naar een beroep (9,4 (ESCO) versus 4,3 (CNL-UWV (concept)), maar als alleen naar essentiële vaardigheden wordt gekeken is dit verschil veel kleiner (5,9 vs. 4,1 vaardigheden). Niet alle (digitale) vaardigheden komen als essentiële vaardigheden terug. Voorbeelden van vaardigheden die alleen optioneel zijn: woedebeheersing (ESCO), rust rond en in voertuigen bewaken (CNL-UWV (concept)).

Bij ESCO is de meest voorkomende vaardigheid ‘leiding geven aan personeel’ (257 beroepen), de digitale vaardigheid ‘beschikken over computervaardigheden’ komt het vaakst voor (238 beroepen). Bij CNL-UWV (concept) zijn dit ‘budget beheren’ (101 beroepen) en (digitaal) ‘administratie voeren’ (97 beroepen).

3.1 Aantallen beroepen en skills in ESCO en CNL-UWV (concept)1)
Aantal
Vaardigheden CNL-UWV (concept)ESCO
Optioneel en EssentieelBeroepen7743 004
Optioneel en EssentieelVaardigheden4 61713 117
Optioneel en EssentieelDigitale vaardigheden2941 175
Optioneel en EssentieelSchakels beroep-
Optioneel en Essentieelvaardigheid19 913123 855
Optioneel en EssentieelSchakels beroep-
Optioneel en Essentieeldigitale vaardigheid1 45313 623
EssentieelVaardigheden2 62610 945
EssentieelDigitale vaardigheden203924
EssentieelSchakels beroep-
Essentieelvaardigheid10 70864 946
EssentieelSchakels beroep-
Essentieeldigitale vaardigheid8184 817
1) Voor CompetentNL-UWV (concept) gebruiken we de ‘kernberoepen’, omdat dat op moment van onderzoek de enige set beroepen was die taken gekoppeld heeft die we gebruiken om het digitale bekwaamheidsniveau van een beroep te bepalen. CompetentNL-UWV bevat echter ook een gedetailleerdere set (van 3300): de ‘referentieberoepen’, die inmiddels ook van deze taken zijn voorzien. De takenset zelf is echter nog onderhanden.

Bij CNL-UWV (concept) hebben ‘Verkoopmedewerkers detailhandel nonfood (overig)’ de meeste vaardigheden (85). In essentiële vaardigheden hebben ‘Medewerkers bos- en natuurbeheer’ en ‘Elektriciens en monteurs elektrische bedrijfsinstallaties’ de koppositie met 36 essentiële vaardigheden. ‘Meteropnemers en verkeerstellers’ en hebben slechts 1 essentiële vaardigheid (‘beleids- en adviesrapportages opstellen’). Opmerkelijk is dat ‘verkeer tellen’  een optionele vaardigheid is voor dit beroep. De ‘Netwerkspecialisten’ hebben de meeste digitale vaardigheden (19).

Bij ESCO staan ‘verkoopspecialisten’ bovenaan in aantal vaardigheden (340). Bij de essentiële vaardigheden gelden ‘chiropractors’ als het beroep met de meeste vaardigheden (133). Een ‘vanger’ heeft slechts 4 vaardigheden nodig, waarvan 3 essentieel. Als ‘energieadviseur’, ‘nettenknoper’ of ‘medewerker linnenkamer’ zijn slechts twee vaardigheden essentieel. Een vanger moet vaardig zijn in: ‘dieren inladen voor vervoer’, ‘beweging van dieren controleren’ en ‘gebruiken op het gebied van dierhygiëne toepassen’. Een ‘applicatie-ingenieur’ kan over 111 digitale vaardigheden beschikken en beoefent het beroep met het hoogste aantal digitale skills, gevolgd door een ‘databaseontwikkelaar’ (104 digitale vaardigheden). Wanneer alleen essentiële digitale vaardigheden tellen dan staan ‘docent informatica hoger onderwijs’, ‘CAD-tekenaar’ en ‘CNC-programmeur’ bovenaan met meer dan 40 essentiële digitale vaardigheden.
5) De taken zijn gekoppeld aan de kernberoepen in de gebruikte conceptversie. Kernberoepen vormen de minst gedetailleerde indeling van beroepen in CNL-UWV (concept). Referentieberoepen (3000+) en verbijzonderingen (13000+) bieden een veel fijnmazigere onderverdeling.
6) Beroepenclassificatie (ISCO en SBC) | CBS.

4. Bepalen digitale vaardigheden CNL-UWV (concept)

Om binnen de CNL-UWV (concept) vaardigheden een onderscheid te maken tussen digitale en niet-digitale vaardigheden, is een semiautomatische, iteratieve methode toegepast. Als startpunt zijn de vaardigheden van beroepen met 'ICT' in de omschrijving gebruikt. Een onderzoeker heeft binnen deze vaardigheden beoordeeld welke woorden specifiek duiden op een digitale vaardigheid (bijvoorbeeld 'software' en 'informatiesystemen').

Vervolgens zijn alle beroepen geselecteerd die vaardigheden met deze woorden bevatten. In de vaardigheden van deze beroepen is opnieuw gezocht naar digitale woorden. Met de nieuw gevonden digitale woorden is verder gezocht naar digitale vaardigheden, waarna opnieuw digitale beroepen zijn geïdentificeerd. Dit proces is herhaald totdat alle vaardigheden waren gescreend.

5. Bepalen van het niveau van digitale vaardigheden ESCO en CNL-UWV (concept)

Zoals in de inleiding beschreven omvat de definitie van digitale vaardigheden sterk uiteenlopende vaardigheden. Daarom is geëxperimenteerd met het toekennen van complexiteitsniveaus aan digitale vaardigheden binnen zowel CNL-UWV (concept) als ESCO.

Zo wordt programmeren bijvoorbeeld beschouwd als een complexe digitale vaardigheid (hoog niveau), terwijl basale computervaardigheden, zoals e-mailgebruik, data-invoer en het werken met standaardsoftware, een laag niveau hebben (minder complex). Het tussenniveau omvat onder andere het gebruik van vakspecifieke software (zoals CAD en GIS) en data-analyse.

Binnen dit project hebben alle vier de onderzoekers de lijst met digitale vaardigheden uit zowel CNL-UWV (concept) als ESCO beoordeeld en deze ingedeeld in drie niveaus: hoog, gemiddeld en laag, op basis van digitale bekwaamheid. Vervolgens is de modus van deze beoordelingen genomen om tot een definitieve digitale score per vaardigheid te komen.

In Tabel 5.1 is de mate van overeenstemming tussen de vier onderzoekers bij het toekennen van de scores te zien.

5.1 Overeenstemming van 4 onderzoekers in toekennen van een niveau (hoog, middel, laag) aan digitale vaardigheden ESCO en CNL-UWV (concept) (%)
Volledige overeenstemming3 hetzelfde2 hetzelfde
CNL-UWV (concept)28,667,3100
ESCO27,770,6100

Het komt bij zowel CNL-UWV (concept) als ESCO weinig voor dat alle vier de onderzoekers een vaardigheid dezelfde waarde toekennen. Zelfs met een uitgebreide omschrijving zoals bij ESCO het geval is, heeft toch iedereen een eigen interpretatie van het niveau van digitale vaardigheden. Ook zijn per definitie altijd minimaal twee van de vier scores gelijk, omdat er drie niveaus zijn en vier onderzoekers.

6. Uitkomsten

Er zijn drie opties uitgewerkt voor het bepalen van een digitale score per beroep:

  • Optie 1: Aandeel van het aantal digitale vaardigheden in het totaal aantal vaardigheden
  • Optie 2: Als optie 1, maar aangevuld met een onderscheid naar niveau van digitale vaardigheden
  • Optie 3: De meest gevorderde digitale vaardigheid

Voor zowel ESCO als CNL-UWV (concept) is het aandeel digitale vaardigheden per beroep steeds berekend via dezelfde methode. Opties 2 en 3 zijn bedacht om tegemoet te komen aan beperkingen in data die in de voorgaande optie naar boven komen.

6.1 Optie 1: digitale vaardigheden als aandeel van het totaal aantal vaardigheden per beroep

Methode

Bij het berekenen van het aandeel digitale vaardigheden per beroep is de keuze gemaakt om het onderscheid tussen de essentiële en optionele vaardigheden per beroep in de berekening mee te nemen door de optionele (digitale) vaardigheden voor de helft mee te tellen. Deze keuze heeft echter nauwelijks invloed op de resultaten: het volledig meenemen of weglaten van de optionele vaardigheden leidt slechts tot minimale verschillen. De vaardigheden per beroep zijn beschikbaar voor de meest gedetailleerde beroepen (774 in CNL-UWV (concept) en 3.004 in ESCO). Om te komen tot een aandeel digitale vaardigheden op BRC 2 niveau (12 beroepsgroepen) zijn binnen een ISCO unitgroup alle combinaties van de onderliggende detailberoepen meegenomen.  Op basis van het aandeel digitale vaardigheden van elke ISCO unitgroup binnen een BRC beroepsgroep is een gewogen gemiddelde berekend, waarbij het aantal werkenden in 2023 per ISCO unitgroup als weegfactor is gebruikt.

Voorbeelden

Wanneer we een veel voorkomend digitaal beroep (software ontwikkelaar) en een praktisch beroep (timmerman) voor beide bronnen vergelijken dan blijkt dat moeilijk na te gaan is of verschillende soorten vaardigheden op evenwichtige wijze zijn opgenomen. Bij CNL-UWV (concept) heeft een software ontwikkelaar 31 vaardigheden, waarvan 13 digitaal. Bij ESCO staan er 104 vaardigheden voor dit beroep, waarvan 89 digitaal. Een aanzienlijk deel van deze vaardigheden wordt gevormd door verschillende programmeertalen (o.a. Java, Python, R, SQL (optioneel)). Terwijl CNL-UWV (concept) deze vaardigheden meer algemeen in 1 item ‘softwarepakketten programmeren’ stopt. CNL-UWV (concept) kent het beroep ‘Timmerlieden burgerlijk en utiliteit’ welke grotendeels overeenkomt met Timmerman in de ESCO beroepen. ESCO kent dit beroep 54 vaardigheden toe waarvan 1 (optionele) digitaal is, namelijk ‘een CNC-controller programmeren’. Het beroep heeft bij CNL-UWV (concept) 2 digitale (optionele) vaardigheden op een totaal van 78. Het is interessant dat een timmerman bij CNL-UWV (concept) meer vaardigheden kent dan een software ontwikkelaar, terwijl dit bij ESCO andersom is. Bij verschillende beroepen lijken verschillende keuzes gemaakt te zijn ten aanzien van het al dan niet opnemen van vaardigheden.

Bevindingen

De uitkomsten in de minst gedetailleerde BRC beroepen (2-digit) staan in Figuur 6.1.1. Het zal niemand verbazen dat ICT beroepen een hoger aantal digitale vaardigheden kennen dan andere beroepsgroepen. De meerwaarde van een digitale score ligt juist in het blootleggen van de mate van digitalisering binnen niet-ICT-beroepen, waardoor inzicht wordt verkregen in hoe digitale vaardigheden een rol spelen in beroepen waar dat minder vanzelfsprekend is. Zo blijken creatieve en taalkundige beroepen, na de ICT beroepen, de beroepsgroep met het hoogste aandeel digitale vaardigheden te zijn. Een verdere rangorde is op basis van optie 1 echter niet goed vast te stellen en hangt af van de keuze tussen ESCO en CNL-UWV (concept).

Uit Figuur 6.1.1 valt af te lezen dat het aandeel digitale vaardigheden per beroepsgroep verschilt tussen ESCO en CNL-UWV (concept) (x% versus y%). Het percentage voor bijvoorbeeld ICT beroepen op basis van ESCO (72%) is veel hoger dan voor CNL-UWV (concept) (39%). Hoewel andere beroepen zowel voor ESCO als CNL-UWV (concept) veel lager uitkomen dan ICT beroepen, zijn de verschillen tussen ESCO en CNL-UWV (concept) in meerdere beroepsgroepen groot.

Figuur 6.1.1: Digitale vaardigheden als percentage van het totaal aantal vaardigheden per beroep (BRC 2-digit)
berlabelESCOCNL-UWV (concept)
01 Pedagogische beroepen4,243,69
02 Creatieve en taalkundige beroepen21,1713,22
03 Commerciële beroepen6,95,76
04 Bedrijfseconomische en administratieve beroepen7,8214,28
05 Managers7,729,21
06 Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen2,792,2
07 Technische beroepen7,816,62
08 ICT beroepen75,2436,7
09 Agrarische beroepen1,14,07
10 Zorg en welzijn beroepen3,576,03
11 Dienstverlenende beroepen0,42,15
12 Transport en logistiek beroepen4,682,08

De berekening van het aandeel digitale vaardigheden zorgt ervoor dat beroepen die grotendeels achter een beeldscherm werken hoger scoren dan beroepen met vergelijkbare digitale taken die daarnaast nog een aantal niet beeldscherm vaardigheden vereisen. Een leerkracht basisonderwijs heeft een laag percentage digitale vaardigheden in zowel ESCO (1,6%) als CNL-UWV (concept) (3,2%). Terwijl een secretaresse 46% (ESCO) of 28,3% (CNL-UWV (concept)) scoort. Het percentage zegt mogelijk meer over het aandeel beeldschermtijd in de werktijd dan over het niveau van de digitale vaardigheden. Er zijn directere informatiebronnen om de beeldschermtijd te meten dan het aandeel digitale vaardigheden in een beroep.

Bovendien lijkt het erop dat minder gevorderde vaardigheden voor beroepen met gevorderde digitale vaardigheden worden weggelaten. Bij ESCO staat ‘Microsoft Office gebruiken’ bij 25 beroepen als digitale vaardigheid genoemd, maar niet voor een software ontwikkelaar. Bij CNL-UWV (concept) wordt de vaardigheid ‘post en e-mails versturen en archiveren’ genoemd bij secretaresses, maar niet bij applicatieprogrammeurs of docenten. Wanneer een deel van vaardigheden niet expliciet benoemd wordt, is het aandeel of aantal digitale vaardigheden onvoldoende betekenisvol.

Bij het aggregeren van de vaardigheden van beroepen op het meest gedetailleerde niveau (de CNL-UWV (concept) of ESCO beroepen) naar ISCO unitgroup is niet gecorrigeerd voor het feit dat sommige CNL-UWV (concept)/ESCO beroepen minder voorkomen dan andere. De spreiding van het aandeel digitale skills van de ESCO beroepen binnen een ISCO unitgroup kan groot zijn. Een Taxidermist (aandeel digitale skills: 0%) en bibliothecaris big-data-archief (aandeel digitale skills: 91%) vallen allebei in dezelfde ISCO unitgroup (Vakspecialisten galerieën, musea en bibliotheken). Een grafisch ontwerper (55% digitale skills) en een stop-motionanimator (8,3% digitaal) vallen onder “Grafisch vormgevers en multimedia vormgevers” (ISCO unitgroup). De vaardigheden van o.a. stop-motionanimators en grafisch ontwerpers worden samengevoegd bij het bepalen van het aandeel digitale skills voor de ISCO unitgroup zonder onderscheid te maken tussen veelvoorkomende en zeldzame beroepen. Bij het groeperen van ISCO unitgroups naar BRC beroepen wordt gewogen naar het aantal werkenden per ISCO unitgroup.

6.2 Optie 2: onderscheid niveaus digitale vaardigheden inzetten bij aandeel van het totaal aantal vaardigheden per beroep

Methode

Zoals beschreven in sectie 4 hebben de vier onderzoekers binnen dit project de lijst digitale vaardigheden van zowel CNL-UWV (concept) als ESCO doorgenomen en ze ingedeeld op basis van hun complexiteitsniveau: hoog, gemiddeld en laag wat betreft digitale bekwaamheid. Dit experiment is bedoeld om een eerste inzicht te krijgen in de toepasbaarheid van de databronnen t.b.v. het meten van de digitale bekwaamheid benodigd voor het uitoefenen van beroepen. We erkennen dat deze indeling is gemaakt vanuit de individuele expertise, ervaring en perspectieven van de onderzoekers en dient als een verkenning, niet als een definitieve classificatie. Door deze aanpak hopen we bij te dragen aan een beter begrip van de ontologieën zelf en hun bruikbaarheid in de praktijk.

Om per vaardigheid te komen tot één waarde voor het niveau van een digitale vaardigheid is de modus van deze vier cijfers genomen. Het percentage van hoge, gemiddelde en lage digitale vaardigheden bepaald voor elke ISCO unitgroup en volgens per BRC 2 beroepsgroep op basis van het aantal werkenden in een ISCO unitgroup. Net als eerder tellen hierbij de optionele vaardigheden voor de helft mee. Het resultaat van de berekening is te zien in Figuur 6.2.1 en Figuur 6.2.2.

Figuur 6.2.1: Verdeling niveaus van digitale vaardigheden als percentage van het totaal aantal vaardigheden per beroep (BRC 2-digit), ESCO
berlabelLaagMiddelHoog
01 Pedagogische beroepen1,751,840,65
02 Creatieve en taalkundige beroepen5,1511,674,35
03 Commerciële beroepen3,722,980,20
04 Bedrijfseconomische en administratieve beroepen3,594,060,17
05 Managers2,763,151,80
06 Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen1,491,300,00
07 Technische beroepen2,184,071,56
08 ICT beroepen6,9426,2342,07
09 Agrarische beroepen0,350,530,21
10 Zorg en welzijn beroepen2,170,980,42
11 Dienstverlenende beroepen0,260,140,00
12 Transport en logistiek beroepen3,660,980,04

Figuur 6.2.2: Verdeling niveaus van digitale vaardigheden als percentage van het totaal aantal vaardigheden per beroep (BRC 2-digit), CNL-UWV (concept)
berlabelLaagMiddelHoog
01 Pedagogische beroepen3,300,360,03
02 Creatieve en taalkundige beroepen3,328,031,87
03 Commerciële beroepen4,481,190,09
04 Bedrijfseconomische en administratieve beroepen12,541,650,09
05 Managers4,374,810,04
06 Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen1,820,370,00
07 Technische beroepen3,482,700,43
08 ICT beroepen2,0019,9714,74
09 Agrarische beroepen4,070,000,00
10 Zorg en welzijn beroepen5,011,020,00
11 Dienstverlenende beroepen2,150,000,00
12 Transport en logistiek beroepen2,060,020,00

Bevindingen

Deze methode geeft iets meer tekening in het verschil tussen beroepsgroepen dan de methode onder optie 1. Wat opvalt is dat bij ESCO relatief meer digitale vaardigheden als middel of hoog worden beoordeeld. Verder hebben ICT beroepen logischerwijs een groter aandeel middel en hoge digitale vaardigheden, maar ook ‘technische beroepen’, ‘managers’ en ‘creatieve en taalkundige beroepen’ bevatten gemiddeld hogere digitale vaardigheden. Ook bij deze beroepsgroepen geldt dat bij ESCO een groter aandeel van de vaardigheden als middel of hoog wordt ingeschaald vergeleken met CNL-UWV (concept). Met deze aanpak is het dus al mogelijk iets meer te zeggen over het niveau van digitale vaardigen dat vereist is voor het uitoefenen van een beroep.

Echter, bij het berekenen van percentages blijft het probleem bestaan (zie discussie onder optie 1) dat bepaalde digitale vaardigheden als vanzelfsprekend worden beschouwd bij bepaalde beroepen. Dit doet afbreuk aan de interpreteerbaarheid van de resultaten van deze methode.

6.3 Optie 3: Bepalen digitale niveau van een beroep op basis van meest gevorderde (essentiële) digitale vaardigheid

Methode

Om het probleem beschreven in de vorige paragraaf te ondervangen en de methode minder afhankelijk te maken van de specifieke overwegingen die spelen bij het al dan niet benoemen van impliciete digitale vaardigheden, is het digitale niveau van beroepen eveneens berekend door te kijken naar de meest gevorderde (essentiële) digitale vaardigheid. Aanname daarbij is dat de hoogste digitale vaardigheid wel expliciet benoemd zal worden. Daarmee zou de hoogte van de meest gevorderde digitale vaardigheid een goede maat zijn voor het digitale niveau van een beroep.

Wederom is hierbij voor elke vaardigheid de modus berekend voor de inschatting van de vier onderzoekers (laag = 1, middel = 2, hoog = 3), waarbij de hoogst beoordeelde essentiële digitale vaardigheid voor elk CNL-UWV (concept) of ESCO beroep wordt beschouwd als het digitale niveau. Aan de hand van de meest gevorderde digitale skill per detailberoep wordt vervolgens een gemiddelde per ISCO unitgroup bepaald (zonder weging). Bij de stap die hierop volgt wordt per BRC beroep een gewogen gemiddelde berekend op basis van de scores bij onderliggende ISCO unitgroups en het aantal werkenden per ISCO unitgroup. De uitkomsten hiervan zijn te zien in Figuur 6.3.1.

Figuur 6.3.1: Digitale score per beroep (BRC 2-digit) op basis van de meest gevorderde essentiële digitale vaardigheid 1)
berlabelESCOCNL-UWV (concept)
01 Pedagogische beroepen0,250,57
02 Creatieve en taalkundige beroepen1,391,05
03 Commerciële beroepen1,060,61
04 Bedrijfseconomische en administratieve beroepen0,790,89
05 Managers0,721,06
06 Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen0,280,19
07 Technische beroepen0,930,85
08 ICT beroepen2,862,56
09 Agrarische beroepen0,310,25
10 Zorg en welzijn beroepen10,87
11 Dienstverlenende beroepen0,060,25
12 Transport en logistiek beroepen0,630,22
1) 0 = beroep is geheel niet digitaal, 3 = beroep vereist hoogste niveau van digitale vaardigheden
 

Bevindingen

Ook bij deze aanpak is weer te zien dat de ICT beroepen het hoogst scoren met 2,9 bij ESCO en 2,6 bij CNL-UWV (concept). De maximale score in deze aanpak is 3. De score van 2,9 bij ESCO is een gemiddelde alle ESCO detailberoepen die onder de BRC groep ‘ICT beroepen’ vallen. Data scientists en software ontwikkelaars scoren 3 (hoog niveau), maar ict capaciteitsplanners en beeldtechnici vallen ook in deze BRC groep en scoren respectievelijk 2 (middel) en 1 (laag) bij deze methode. Hierdoor is het gemiddelde over deze BRC groep minder dan 3.

De andere BRC groepen scoren flink lager. De laagste score is voor ‘Openbaar bestuur, veiligheid en juridische beroepen’. In uitkomsten van optie 1 had deze groep ook een lage score. Als er binnen een BRC groep veel beroepen voorkomen zonder enige digitale vaardigheid, zoals bijvoorbeeld in CNL-UWV (concept) advocaten, rechters en leidinggevenden brandweer, dan heeft een andere aanpak geen impact (overigens moet de beroepsgroep hier niet verward worden met de bedrijfstak: in het openbaar bestuur werken ook ICT-ers).

Bij ‘Transport en logistieke beroepen’ is het absolute verschil tussen ESCO (0,6) en CNL-UWV (concept) (0,2) het grootst. Bij CNL-UWV (concept) zijn in deze groep geen beroepen die hoger scoren dan 1. Bij ESCO scoren een aantal beroepen in de luchtvaart hoog (3), bijvoorbeeld luchtverkeersleiders en vliegtuigonderhoudsmonteur.

Bij deze aanpak wordt de digitale bekwaamheid van beroepen op het meest gedetailleerde niveau dus onderverdeeld in laag, middel en hoog op basis van de meest gevorderde (complexe) essentiële digitale vaardigheid. Deze verdeling ligt voor veel beroepen in de lijn der verwachting: softwareontwikkelaars en programmeurs zijn hierbij beroepen die complexe digitale vaardigheden vereisen, terwijl secretaressen en dierenartsassistenten worden ingeschaald als beroepen van een laag digitaal niveau.

Binnen de drie groepen, en dan vooral binnen de groepen ‘middel’ en ‘laag’ bestaat echter nog een hoge heterogeniteit. Bij CNL-UWV (concept) worden een econoom en een teamleider detailhandel food allebei binnen de groep met gemiddelde digitale vaardigheden ingeschaald. Economen hebben als hoogste essentiële digitale vaardigheid ‘onderzoeksgegevens analyseren’, terwijl dit voor een teamleider detailhandel food ‘activiteitsgegevens analyseren’ is. Binnen deze methode worden de beroepen als even digitaal bekwaam beschouwd, terwijl er uit eigen ervaring toch een verschil bestaat. Een verfijning van de methode van rangschikken met meer dan 3 categorieën zou dit probleem deels kunnen ondervangen. Los van het aantal categorieën, blijkt uit deze stap dat het in het algemeen moeilijk is om verschillen in de digitale bekwaamheid van beroepen op geaggregeerd niveau te ontdekken. Verder is deze methode minder afhankelijk van het aantal vaardigheden per beroep, waardoor de verschillen tussen ESCO en CNL-UWV (concept) kleiner worden.

7. Niveau digitale vaardigheden versus ISCO beroepsniveau

In de ISCO classificatie is per beroep een beroepsniveau van 1 tot 4 beschikbaar. Dit ISCO 2008-niveau weerspiegelt de complexiteit van de taken en de vereiste opleidingsachtergrond voor een bepaald beroep. In Figuur 7.1 en Figuur 7.2 kruisen we het digitale niveau van de beroepen, bepaald volgens de methode in optie 3, met het ISCO beroepsniveau. Dit biedt inzicht in de relatie tussen digitale vereisten en de complexiteit voor de ESCO en CNL-UWV (concept) beroepen. 

Overzicht van ISCO 2008-niveaus:

  • ISCO 2008 niveau 1: Eenvoudige routinematige taken; elementair of lager onderwijsniveau vereist.
  • ISCO 2008 niveau 2: Weinig tot middelmatig complexe taken; lager of middelbaar onderwijsniveau vereist.
  • ISCO 2008 niveau 3: Complexe taken; middelbaar of hoger onderwijsniveau vereist.
  • ISCO 2008 niveau 4: Zeer complexe gespecialiseerde taken; hoger of wetenschappelijk onderwijsniveau vereist.

7.1 Digitale score beroep ESCO
Digitale score beroep ESCO 1 (ISCO 2008-niveau)2 (ISCO 2008-niveau)3 (ISCO 2008-niveau)4 (ISCO 2008-niveau)Totaal (ISCO 2008-niveau)
085%61%54%40%52%
19%19%19%20%19%
25%15%16%20%17%
30%4%10%20%11%

7.2 Digitale score beroep CNL-UWV (concept)
Digitale score beroep CNL-UWV (concept) 1 (ISCO 2008-niveau)2 (ISCO 2008-niveau)3 (ISCO 2008-niveau)4 (ISCO 2008-niveau)Totaal (ISCO 2008-niveau)
077%54%43%34%46%
123%35%38%29%33%
20%10%17%29%18%
30%1%2%8%3%

Bij ESCO en CNL-UWV (concept) krijgen respectievelijk 40% en 36% van de beroepen op het hoogste ISCO niveau een digitale score van 0, wat betekent dat geen enkele vaardigheid van deze beroepen als digitaal is geclassificeerd. In deze groep zitten bijvoorbeeld directeuren, managers en burgemeesters. Gegeven het beroepsniveau worden bepaalde digitale vaardigheden in zowel ESCO als CNL-UWV (concept) vanzelfsprekend geacht, waardoor een aantal beroepen zoals bijvoorbeeld docent hoger onderwijs ten onrechte onder beroepen zonder digitale vaardigheden worden geschaard (cel rechtsboven in beide figuren). Deze beroepen hebben geen inherent digitaal karakter maar het is zeer onwaarschijnlijk dat voor het uitoefenen van deze beroepen geen enkele digitale vaardigheid is vereist.

Los hiervan zijn er ook beroepen waarvan aannemelijk is dat het grootste deel van de werkzaamheden achter een beeldscherm plaatsvindt, die alsnog een digitale score van 0 toebedeeld krijgen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het beroep beleggingsanalist (ESCO) en ‘Financieel en beleggingsonderzoekers’ (CNL-UWV (concept)).

8. Conclusie

Vooralsnog zijn de huidige bronbestanden op het terrein van vaardigheden per beroep nog niet geschikt om een indicator voor digitale vaardigheden op te baseren. Zowel bij het gebruik van ESCO als bij  CNL-UWV (concept) geven de uitkomsten voor 12 BRC beroepsgroepen nauwelijks bruikbare inzichten. De gebruikte bronbestanden zijn dan ook niet ontwikkeld met deze toepassing voor ogen, en zijn ook nog niet eerder met dit oogmerk bestudeerd. De volgende oorzaken geven een indicatie in welke richting deze bestanden verbeterd moeten worden om geschikt te zijn als basis voor een digitaliseringsindicator:

  • Binnen een groep zijn beroepen heterogeen als het gaat om de digitale vaardigheden die nodig zijn. Hierdoor is de weging waarmee ze samengeteld worden bepalend voor de resulterende indicator.
  • Verschillende soorten vaardigheden kunnen op verschillende niveaus worden ontleed. De vaardigheden voor het maken van een houten kast kunnen beschreven worden in bijvoorbeeld één vaardigheid (hout bewerken) of 15 vaardigheden (zagen, schuren, boren, timmeren, etc.). De niveaus van ontleding van de vaardigheden zijn niet uniform over de beroepen.
  • Ook wordt mogelijk dezelfde vaardigheid voor het ene beroep expliciet opgenomen in schakels tussen beroep en vaardigheden, maar wordt deze vaardigheid bij het volgende beroep als impliciet beschouwd gegeven het beroepsniveau. Dus de skillsets van verschillende beroepen zijn onvoldoende vergelijkbaar.

Verder is er meer gedetailleerde informatie nodig om beroepen te kunnen samentellen:

  • Aantallen (werkenden) per beroep volgens de meest gedetailleerde beroepen zijn niet beschikbaar, waardoor binnen een ISCO unitgroup beroepen die mogelijk minder voorkomen (stop-motionanimator) even veel mee tellen als gangbare beroepen (grafisch vormgever).

Wanneer het aandeel digitale vaardigheden in de totale vaardigheden wordt gebruikt, zoals beschreven onder optie 1, dan geeft dit eerder inzicht in de hoeveelheid beeldschermwerk dan in de digitale vaardigheid vereist voor het uitvoeren van beroep. Als een beroep uitsluitend bestaat uit het invoeren van data dan zal dit beroep altijd hoger scoren dan een leerkracht. Een leerkracht moet naast digitale communicatie en digitale leermiddelen bedienen/uitleggen ook bijvoorbeeld pedagogische kennis toepassen en taalonderwijs verzorgen. De digitale vaardigheden vormen voor een leerkracht een klein aandeel als ze al opgenomen zijn. De data entry medewerker krijgt een hoge digitale score terwijl een leerkracht (impliciet) ook over de vaardigheden beschikt om gegevens in te voeren.

Om het hoofd te kunnen bieden aan deel van de tekortkomingen is de stap gezet om aan alle digitale vaardigheden een niveau van laag (1), middel (2) of hoog (3) toe te kennen (zie optie 2 en 3). Waarbij basale vaardigheden (zoals e-mail, data entry) niveau 1 krijgen en bijvoorbeeld programmeren niveau 3, dus hoe complexer digitale bekwaamheid hoe hoger de score. Deze aanpak zorgt voor een iets betere indicator van de digitale bekwaamheid voor het uitoefenen van een beroep, maar de genoemde tekortkomingen blijven bestaan. Op geaggregeerd niveau blijft er een grote heterogeniteit binnen beroepsgroepen. Ook is de indeling in drie niveaus te ruw gebleken en is de interpretatie van vaardigheden, nodig voor de complexiteitsinschatting, zonder context ingewikkeld (‘analyseren van gegevens’ kan een hoog of laag digitaal niveau vereisen afhankelijk van het referentiekader van de beoordelaar).

Hiervoor zijn oplossingen te bedenken zoals het verfijnen van de methode bij het toekennen van niveaus en het inzoomen binnen beroepsgroepen. Het probleem is echter fundamenteler: een bepaald basisniveau van digitale vaardigheden wordt voor veel beroepen  als vanzelfsprekend beschouwd. Advocaten hebben in CNL-UWV (concept) bijvoorbeeld geen digitale vaardigheden. Zolang een ontologie hier geen rekening mee houdt, ben je overgeleverd aan een mate van willekeur. Dan is het bepalen van de digitale beroepen alleen op basis van een ontologie niet aan te raden. Een voorbeeld van willekeur bij CNL-UWV (concept) is een ‘docent hoger onderwijs’ die in deze indeling een score van 0 krijgt, omdat geen enkele essentiële vaardigheid door onze identificatiemethode als digitaal is geoormerkt, terwijl een ‘docent basisonderwijs’ een score van 1 krijgt, vanwege de vaardigheid ‘leerlingvolgsystemen bijhouden’.

Een laatste punt dat sterk zou bijdragen aan de verbetering van de bronbestanden is het toepassen van een goede versionering om reële ontwikkelingen in vaardigheden te kunnen scheiden van administratieve wijzigingen. Het analyseren van de ontwikkelingen op het gebied van digitale vaardigheden en salarissen of het aantal werknemers in de loop van de tijd zou ook beschikbaarheid van ontwikkeling van de koppelingen tussen vaardigheden en beroepen in de loop van de tijd vereisen. De beschikbaarheid hiervan is nog niet voorzien. Momenteel bestaat er slechts één lijst met vaardigheden per beroep, Als we deze lijst steeds toepassen gaan we eruit dat de (digitale) vaardigheden niet veranderen in de tijd. Terwijl digitalisering een voortschrijdend proces is dat de inhoud van veel beroepen verandert.